Deelnemers nemen signalen van dreiging/gevaar waar, herkennen deze signalen en anticiperen hierop door een alerte houding aan te nemen.
CURSIST leren de alerte houding en afstand nemen adequaat in te zetten naarmate de dreiging stijgt.
Op stressniveau stijgt de spanning doorat cursist random benaderd worden, dus niet weten wanneer ze aan de beurt komen. Ook zal de stress stijgen door de mededeling wanneer de interventie onvoldoende is de oefening doorgaat.
Acteur
Cursist staan in een ontspannen houding. Er is immers geen gevaar. Trainer/acteur. vertelt dat hij bepaald gedrag gaat acteren. (Gedrag om lage stress op te roepen, boos kijken, mopperen e.d.) cursist krijgen de opdracht hierop te anticiperen d.m.v. alerte houding, afstand nemen. Trainer vertelt wanneer de interventies welke de cursist inzetten voldoende zijn de dreiging/gevaar stopt. Wanneer ze onvoldoende zijn gaat het door.
Cursist worden random benadert. Een aantal cursist wordt geconfronteerd een aantal niet.
Vraag aan cursist wat ze zagen aan concreet gedrag, en wat ze daarbij voelde. Benoem de effectieve/ineffectieve elementen. Geeft feedback waar het beter kan.
Houdt rekening met het individuele niveau van de cursist. Oefening moet wel meerwaarde hebben. Houdt rekening dat cursist ook onverwachte dingen kunnen doen.